gramaro.io

Future in the Past

Wat is de toekomstige tijd in het verleden

De grammaticale constructie toekomstige tijd in het verleden is een vorm die gebruikt wordt om te beschrijven wat gedacht werd dat zou gebeuren in de toekomst, gezien vanuit een moment in het verleden. Het is belangrijk voor het begrijpen van Engelse grammatica omdat het helpt om tijdslijnen binnen verhalen of verklaringen te verduidelijken en verbanden te leggen tussen verschillende gebeurtenissen in de tijd.

In het Nederlands bestaat er geen directe equivalent voor deze constructie, daarom kan het moeilijk zijn voor Nederlandstaligen om deze tijdsvorm te begrijpen en correct te gebruiken.

Typische zinnen in de toekomstige tijd in het verleden worden vaak gevormd door would te gebruiken, gevolgd door een hele werkwoordsvorm.

  • He said he would go to the store. - Hij zei dat hij naar de winkel zou gaan.
  • She thought she would be here by noon. - Zij dacht dat ze tegen de middag hier zou zijn.

Er zijn verschillende situaties waarin deze tijdsvorm vaak voorkomt:

  • Om geplande acties in het verleden te beschrijven.
  • Bij het rapporteren van wat iemand anders heeft gezegd of geloofde.
  • Om verwachtingen, beloften of voorspellingen vanuit een verleden tijdstip te schetsen.

Hieronder volgt een tabel die de structuur van een zin in de toekomstige tijd in het verleden verduidelijkt:

Oorspronkelijke zin Toekomstige tijd in het verleden
He will travel to London. He said he would travel to London.
I will finish the report. I knew I would finish the report.
They will win the game. Everyone thought they would win the game.

Hoe wordt de toekomstige tijd in het verleden gevormd

De toekomstige tijd in het verleden wordt gebruikt om acties of situaties te beschrijven die op een toekomstig moment plaatsvinden vanuit een tijdsperspectief in het verleden. Het is alsof je in het verleden vooruitkijkt naar een toekomstige gebeurtenis.

Er zijn twee hoofdstructuren die gebruikt worden om de toekomstige tijd in het verleden te vormen:

  1. Would + infinitief: Dit wordt gebruikt om toekomstige acties vanuit een verleden perspectief te beschrijven. Het Nederlandse equivalent is vaak 'zou'.

Voorbeeld:

  • She said she would go to the store. - Ze zei dat ze naar de winkel zou gaan.
  1. Was/Were going to + infinitief: Dit impliceert een plan of intentie in het verleden voor de toekomst.

Voorbeeld:

  • They were going to move to Canada. - Ze waren van plan naar Canada te verhuizen.

In de onderstaande tabel zie je hoe de structuur van de zinnen is opgebouwd:

Structuur Voorbeeld in het Engels Vertaling in het Nederlands
Subject + would + infinitief I would travel to Japan. Ik zou naar Japan reizen.
Subject + was/were going to + infinitief He was going to call her. Hij zou haar bellen.

Waarom gebruiken we de toekomstige tijd in het verleden

De toekomstige tijd in het verleden is een grammaticale constructie die wordt gebruikt om situaties te beschrijven die in de toekomst van een bepaald moment in het verleden zouden plaatsvinden. Deze constructie helpt bij het beschrijven van plannen, verwachtingen of voorspellingen die mensen hadden en die nog niet plaatsvonden op het moment van spreken in het verleden.

Er zijn verschillende situaties waarin de toekomstige tijd in het verleden wordt toegepast:

  • Plannen en voornemens: Wanneer we in het verleden spraken over iets dat we van plan waren te doen of dachten dat zou gebeuren.
    • She was going to start a new job on Monday. - Ze zou maandag aan een nieuwe baan beginnen.
  • Verwachtingen: Wanneer men in het verleden aannam dat iets in de toekomst zou gebeuren.
    • He believed it would rain later that day. - Hij geloofde dat het later die dag zou regenen.
  • Voorspellingen: Het beschrijven van voorspellingen die in het verleden zijn gedaan over de toekomstige gebeurtenissen.
    • The experts predicted the economy was going to improve. - De experts voorspelden dat de economie zou verbeteren.

In de literatuur en verhalen wordt deze constructie vaak gebruikt om spanning op te bouwen of om te suggereren dat er zaken speelden waarvan de uitkomst onzeker was op het moment van verwijzen. Door gebruik te maken van de toekomstige tijd in het verleden, kan een verteller een diepere context en complexiteit toevoegen aan het verhaal.

Welke woorden signaleren de toekomstige tijd in het verleden

Bij het leren van de grammaticale regel Future in the Past, is het belangrijk om te weten welke woorden signaleren dat iets in de toekomst ging gebeuren, gezien vanuit een moment in het verleden. Vaak voorkomende woorden en zinsdelen kunnen je helpen deze constructie te herkennen en correct te gebruiken.

Hieronder vind je een lijst van woorden en zinsdelen die vaak voorkomen in zinnen die de toekomstige tijd in het verleden gebruiken, met hun betekenis:

  • would - zou/ zouden
    Example: "He would go to the store." Hij zou naar de winkel gaan.
  • was/were going to - was/ waren van plan om
    Example: "They were going to start a business." Zij waren van plan om een bedrijf te starten.
  • was/were about to - stond(en) op het punt om
    Example: "She was about to leave the house." Zij stond op het punt om het huis te verlaten.
  • planned to - van plan om
    Example: "I planned to travel next year." Ik was van plan om volgend jaar te reizen.
  • intended to - van plan om
    Example: "He intended to visit his family." Hij was van plan zijn familie te bezoeken.

Deze woorden maken het mogelijk om in het Engels aan te duiden dat er in het verleden een intentie of plan was voor een actie in de toekomst.

Wat zijn de uitdagingen bij het leren van de toekomstige tijd in het verleden

Bij het leren van de Engelse grammatica kan de tijdsvorm Future in the Past behoorlijk uitdagend zijn voor leerlingen. Deze tijdsvorm wordt gebruikt om een toekomstige actie te beschrijven vanuit een moment in het verleden. Leerlingen komen vaak een aantal veelvoorkomende moeilijkheden en valkuilen tegen bij het begrijpen en het correct toepassen van deze tijdsvorm. Laten we enkele van deze uitdagingen verkennen en enkele hulpmiddelen bieden om deze te overwinnen.

  • Complexiteit van tijd: Leerlingen moeten inzicht hebben in de tijdlijn van gebeurtenissen. Het vereist dat ze twee referentiepunten in de tijd begrijpen: het verleden en dat wat in dat verleden als toekomst werd gezien.
    Voorbeeld: "She was going to call me." - "Ze zou mij bellen."
  • Verschil met gewone toekomstvormen: Vaak verwarren leerlingen de Future in the Past met andere toekomstige tijdsvormen zoals "will" of "going to" zonder het verleden perspectief.
    Voorbeeld: "I would travel to Paris if I had the money." - "Ik zou naar Parijs reizen als ik het geld had."
  • Gebruik van modale hulpwerkwoorden: Woorden zoals "would", "was/were going to" kunnen ingewikkeld zijn omdat ze verschillende betekenissen en gebruik hebben.
    Voorbeeld: "He was about to leave when she arrived." - "Hij stond op het punt te vertrekken toen ze aankwam."
  • Conjugatie en congruentie: Het gebruik van correcte werkwoordsvormen in zinnen is essentieel en het maakt het vaak verwarrend.
    Voorbeeld: "They were supposed to meet at 5 PM." - "Ze zouden elkaar om 5 uur ontmoeten."

Om deze uitdagingen te overwinnen, kunnen visuele hulpmiddelen zoals tijdlijnen en tabellen nuttig zijn bij het begrijpen van de relatieve plaatsing van gebeurtenissen in de tijd.

Engels Nederlands
She was going to visit her friend. Ze zou haar vriend bezoeken.
They would have arrived by now. Ze zouden nu aangekomen zijn.

Hoe verandert de betekenis van een zin met de toekomstige tijd in het verleden

De toekomende tijd in het verleden is een interessante grammaticale constructie die aangeeft dat een actie of een gebeurtenis in de toekomst zou plaatsvinden ten opzichte van een specifiek punt in het verleden. Dit verandert de manier waarop we gebeurtenissen begrijpen en rangschikken.

Wanneer we de toekomstige tijd in het verleden gebruiken, suggereren we dat op een gegeven moment in het verleden iemand dacht of verwachtte dat iets zou gebeuren. Dit geeft de zin een zekere verwachting of voorspelling vanuit dat verleden.

  • He said he would call me. -> Hij zei dat hij me zou bellen.
  • In dit voorbeeld was er een verwachting of afspraak in het verleden ("Hij zei"), dat een actie ("hij zou bellen") in de toekomst zou plaatsvinden vanuit dat verleden.

Hierdoor kunnen we de bedoelingen of plannen vanuit een verledentijdverwijzing duidelijk maken die niet noodzakelijk in andere tijdsvormen kan worden uitgedrukt.

  • They were sure it would rain. -> Ze waren zeker dat het zou regenen.
  • De zekerheid was aanwezig in het verleden, en de voorspelling over de regen was op dat moment nog voor de toekomst.

Dit verschilt van bijvoorbeeld de gewone verleden tijd, waar alleen wordt aangegeven dat iets is gebeurd zonder enige verwachting of vooruitzicht vanuit dat verleden. Daarom is het een waardevolle structuur om specifieke nuances te communiceren.

Test je kennis

Vorm de zin door de juiste woorden in de juiste volgorde te kiezen.

Ik wist dat hij vragen zou hebben. - Vertaal deze zin naar het Engels.

Voorbeelden van gebruik Future in the Past

  • I knew he'd have questions. - Ik wist dat hij vragen zou hebben.
  • I didn't think they'd miss it. - Ik dacht niet dat ze het zouden missen.
  • I thought this would be nice. - Ik dacht dat dit fijn zou zijn.
  • I said I would try. - Ik zei dat ik het zou proberen.
  • I forgot you'd come. - Ik vergat dat je zou zijn gekomen.
  • You thought I would forget - Jij dacht dat ik het zou vergeten
  • You said he would believe you. - Je zei dat hij je zou geloven.
  • You knew I would defend him. - Je wist dat ik hem zou verdedigen.
  • You said you'd stay in the house. - Je zei dat je in het huis zou blijven.
  • He hoped it would protect him. - Hij hoopte dat het hem zou beschermen.
  • He hoped she would forgive him. - Hij hoopte dat ze hem zou vergeven.
  • I knew you would return! - Ik wist dat je zou terugkeren!
  • I didn't know it would upset you. - Ik wist niet dat het je zou van streek maken.
  • I didn't know she'd take it - Ik wist niet dat ze het zou nemen.
  • You didn't think I would do it. - Je dacht niet dat ik het zou doen.
  • I hoped it would rain. - Ik hoopte dat het zou regenen.
  • He didn't say when he would return. - Hij zei niet wanneer hij zou terugkeren.
  • I knew you'd stop me. - Ik wist dat je me zou tegenhouden.
  • I said I'd bring food. - Ik zei dat ik eten zou meenemen.
  • I knew it would be hard for you. - Ik wist dat het moeilijk voor je zou zijn.