gramaro.io

Sequence of tenses

Wat houdt de regel van de opeenvolging van tijden in

De regel van de opeenvolging van tijden is een belangrijk grammaticaregel in het Engels die bepaalt hoe tijden in zinnen op elkaar volgen, vooral in samengestelde zinnen. Deze regel is essentieel om te begrijpen hoe de werkwoordtijden in de hoofd- en bijzin op coherente wijze worden gebruikt wanneer de hoofdzin in een verleden tijd staat.

Basisprincipes van de opeenvolging van tijden:

  • She said that she was tired. - Zij zei dat zij moe was.
  • He told me he had finished the work. - Hij vertelde mij dat hij het werk had afgemaakt.

Wanneer de hoofdzin in de tegenwoordige tijd staat, blijft de tijd van de bijzin vaak hetzelfde als in de directe rede.

  • She says she is tired. - Zij zegt dat zij moe is.
  • He says he has finished the work. - Hij zegt dat hij het werk heeft afgemaakt.

In het geval dat de hoofdzin in een verleden tijd staat, moet men de werkwoordtijd in de bijzin vaak aanpassen om deze consistent te laten zijn met de verleden tijd van de hoofdzin.

Enkele variaties:

  • Wanneer de hoofdzin in de simple past staat, en de actie in de bijzin gebeurde tegelijk met die in de hoofdzin, gebruik je meestal de past continuous of simple past in de bijzin.
    • They said they were going to the party. - Zij zeiden dat ze naar het feestje gingen.
  • Voor een actie in de bijzin die voorafging aan de hoofdzin, gebruik je de past perfect.
    • She explained that she had already seen the movie. - Zij legde uit dat ze de film al gezien had.

Hoe beïnvloedt de tijd van de hoofdzin de bijzin

De Sequence of Tenses is een belangrijke regel in de Engelse grammatica die bepaalt hoe de werkwoordstijd in de hoofdzin invloed heeft op de werkwoordstijd in de bijzin. Dit is van essentieel belang om zinnen gramatisch correct te maken. Wanneer de hoofdzin en de bijzin aanwezig zijn, moeten hun tijden in overeenstemming zijn met elkaar. Dit betekent dat de werkwoordstijd die in de hoofdzin wordt gebruikt, moet worden weerspiegeld in de bijzin.

Hier volgt een overzicht van de overeenstemming tussen de tijden:

  • Present SimplePresent Simple of Present Continuous
  • Past SimplePast Simple of Past Continuous
  • Future Simplewill + infinitive of Present Simple

Voorbeelden:

Engels Nederlands
She says (Present Simple) that she is learning (Present Continuous) French. Ze zegt (ott) dat ze Frans aan het leren is (ott).
He said (Past Simple) that he was reading (Past Continuous) a book. Hij zei (ovt) dat hij een boek aan het lezen was (ovt).
They will announce (Future Simple) when the meeting starts (Present Simple). Ze zullen aankondigen (ottt) wanneer de vergadering begint (ott).

Let op dat wanneer de hoofdzin in de toekomstige tijd staat, het gebruikelijk is om de bijzin in de tegenwoordige tijd te zetten om toekomstige gebeurtenissen aan te duiden.

Wanneer verandert de werkwoordstijd in de indirecte rede

Bij het gebruik van de indirecte rede in het Engels, moeten we vaak de werkwoordstijden aanpassen. Dit fenomeen staat bekend als de sequence of tenses of volgorde der tijden. Wanneer er gesproken wordt over iets wat in het verleden gezegd is, verschuiven de werkwoordstijden in de indirecte rede meestal naar het verleden.

Hier is een overzicht van de regels voor de verschuiving van de tijden:

  • Als de hoofdzin in de present staat, blijven de werkwoordstijden in de indirecte rede hetzelfde:
    • He says, "I am coming."
      Hij zegt dat hij komt.
  • Als de hoofdzin in de past staat, veranderen de werkwoordstijden als volgt:
  • Directe Rede Indirecte Rede
    Present Simple: "I work." Past Simple: Hij zei dat hij werkte.
    Present Continuous: "I am working." Past Continuous: Hij zei dat hij aan het werken was.
    Present Perfect: "I have worked." Past Perfect: Hij zei dat hij gewerkt had.
    Present Perfect Continuous: "I have been working." Past Perfect Continuous: Hij zei dat hij aan het werken was geweest.
    Past Simple: "I worked." Past Perfect: Hij zei dat hij gewerkt had.
    Past Continuous: "I was working." Past Perfect Continuous: Hij zei dat hij aan het werken was geweest.

Let op dat will in de directe rede vaak verandert naar would in de indirecte rede:

  • "I will go."
    Hij zei dat hij zou gaan.

Er zijn echter uitzonderingen. Bijvoorbeeld, wanneer we praten over feiten of universele waarheden, dan blijft de werkwoordstijd vaak hetzelfde:

  • He said, "The sun rises in the east."
    Hij zei dat de zon in het oosten opkomt.

Welke uitzonderingen bestaan er op de regel van volgtijdigheid van tijden

De Engelse grammatica volgt doorgaans een specifieke volgorde van tijden, bekend als de sequencing of tenses. Echter, er zijn uitzonderingen op deze regel. Hieronder bespreken we een aantal situaties waarin de volgorde van tijden niet strikt wordt gevolgd:

  • Universele waarheden: Wanneer een zin in de verleden tijd verwijst naar een algemeen aanvaarde waarheid, blijft het werkwoord in de bijzin vaak in de tegenwoordige tijd.

    • He said that the earth is round. - Hij zei dat de aarde rond is.
  • Vooruitplannen: Soms, wanneer er wordt verwezen naar een toekomstige gebeurtenis waarvan men al in het verleden wist dat deze zou gebeuren, wordt de toekomende tijd gebruikt in de bijzin.

    • She said that she will call you tomorrow. - Ze zei dat ze je morgen zal bellen.
  • Indirecte rede met geschiedschrijving: In historische contexten kan de tijd in de bijzin overeenkomen met de werkelijke gebeurtenisperiode, ook al leidt de hoofdzin met een verleden tijd.

    • The historian wrote that the king died in 1810. - De historicus schreef dat de koning in 1810 stierf.

Waarom is consistentie in tijden belangrijk in zinnen

Consistentie in tijden is cruciaal wanneer we zinnen schrijven of spreken in het Engels. Het gaat hierbij om de regel van de sequence of tenses, wat betekent dat de werkwoordstijden in verschillende zinsdelen op elkaar moeten aansluiten. Dit helpt om verwarring te voorkomen en de betekenis helder over te brengen.

Als je bijvoorbeeld begint met een zin in de verleden tijd, verwachten luisteraars of lezers dat de aanvullende informatie, als het betrekking heeft op dezelfde tijdlijn, ook in de verleden tijd staat.

  • He said that he was feeling sick.
    Hij zei dat hij zich niet lekker voelde.
  • She told me she had seen the movie.
    Ze vertelde me dat ze de film had gezien.

Let op het verschil als de tijden niet consistent zouden zijn:

  • He said that he is feeling sick. (FOUT)
    Hij zei dat hij zich niet lekker voelt.
  • She told me she sees the movie. (FOUT)
    Ze vertelde me dat ze de film ziet.

Door consistent te blijven in de werkwoordstijden, voorkom je dergelijke fouten en zorg je ervoor dat de betekenis van wat je zegt of schrijft duidelijk is.

Test je kennis

Vorm de zin door de juiste woorden in de juiste volgorde te kiezen.

Ik denk dat ik deze plek ken. - Vertaal deze zin naar het Engels.

Voorbeelden van gebruik Sequence of tenses

  • I think I know this place. - Ik denk dat ik deze plek ken.
  • I thought we could do it together. - Ik dacht dat we het samen konden doen.
  • I think I can arrange a meeting. - Ik denk dat ik een vergadering kan regelen.
  • I thought you'd be at home - Ik dacht dat je thuis zou zijn.
  • I realized I had seen her before. - Ik realiseerde me dat ik haar eerder had gezien.
  • They knew I could talk with you. - Zij wisten dat ik met je kon praten.
  • I knew it was going to fall. - Ik wist dat het zou vallen.
  • I know that you'll like it - Ik weet dat je het leuk zult vinden.
  • I knew he was going to ask. - Ik wist dat hij het zou vragen.
  • I thought they wouldn't find me. - Ik dacht dat ze me niet zouden vinden.
  • I thought it might be about me. - Ik dacht dat het over mij zou kunnen gaan.
  • I think that I can show you - Ik denk dat ik je kan laten zien.
  • I thought you would want to help him. - Ik dacht dat je hem zou willen helpen.
  • I knew I'd remember it forever. - Ik wist dat ik het voor altijd zou onthouden.
  • I knew we couldn't leave her. - Ik wist dat we haar niet konden verlaten.
  • He knew he was going to win. - Hij wist dat hij ging winnen.
  • I think we can give an answer. - Ik denk dat we een antwoord kunnen geven.
  • I didn't say I had a problem. - Ik zei niet dat ik een probleem had.
  • You promised you wouldn't say anything. - Je beloofde dat je niets zou zeggen.
  • I think I understand the system. - Ik denk dat ik het systeem begrijp.